Help! Hoe kom ik aan zoveel spullen?

Heb jij je kamer wel eens rondgekeken en jezelf afgevraagd: hoe kom ik in hemelsnaam aan zoveel spullen? En ook: hoe zorg ik dat het er minder worden? Met onderstaand inzicht snap je hoe het komt dat je huis volloopt.

Het basisprincipe is simpel. Er komen spullen je huis binnen (instroom). En er gaan spullen je huis uit (uitstroom). De balans tussen die twee bepaalt hoe vol je huis is. Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden:

• Komt er één cadeau je huis in en gaat er één cadeau uit, dan blijft het aantal cadeaus gelijk.
• Komt er één pen je huis in en gaan er twee pennen uit, dan wordt het aantal pennen minder.
• Komt er één kledingstuk je huis in en gaat er geen kledingstuk uit, dan wordt het aantal kledingstukken meer.

Instroom versus uitstroom

Dit is geen hogere wiskunde 😉 Het is een weegschaal van instroom en uitstroom. Slaat de weegschaal door naar instroom, dan wordt je huis voller. Slaat ie door naar uitstroom, dan wordt je huis leger. Wil je een minder vol huis? Dan kan je twee dingen doen:

1. Minder erin
2. Meer eruit

Mensen die minder spullen willen, richten zich vaak op het tweede punt: spullen wegdoen die geen waarde meer toevoegen aan hun leven. En ja, dat is fijn en nuttig. Het ruimt op in huis, zorgt voor rust in je hoofd en geeft een goed gevoel. Tegelijkertijd is het goed om je te realiseren dat dit dweilen met de kraan open is als je stug doorgaat met het binnenhalen van spullen. Want dan blijf je zoveel spullen houden. En je blijft spullen wegdoen. Wil je de oorzaak aanpakken, dan is het zaak om (ook) minder spullen binnen te halen. Spullen wegdoen is vooral een kortetermijnoplossing voor een minder vol huis. Minder spullen binnenhalen houdt je huis ook op de lange termijn opgeruimd.

Verzameling van jaren

Goed, je weet nu dat je zoveel spullen hebt doordat er meer instroom dan uitstroom is. Hoe is die instroom jouw huis ingekomen?

• Inzicht 1: ieder lid van een huishouden brengt spullen mee. Jijzelf én de mensen met wie je samenwoont: je huisgenoot, je partner, je kinderen. Soms breng je spullen mee voor jezelf, soms voor de ander en soms voor iedereen.
• Inzicht 2: spullen komen zowel gevraagd als ongevraagd binnen. Reclamepost is een voorbeeld van ongevraagde spullen. Net als cadeaus dat soms zijn. Of de inboedel van een overleden familielid.
• Inzicht 3: spullen komen binnen doordat je ze koopt, krijgt, meeneemt of aanneemt. Je koopt een nieuw kledingstuk, je krijgt een bos bloemen, je neemt de Allerhande mee, je pakt een flyer aan.

Combineer je bovenstaande drie lessen, dan merk je dat de mogelijkheden eindeloos zijn:

• Je zoon brengt een brief mee van school (huisgenoot – ongevraagd – krijgen).
• Je koopt een nieuwe koekenpan (jijzelf – gevraagd – kopen).
• Er zit een proefmonstertje bij je tijdschrift (jijzelf – ongevraagd – krijgen).
• Je partner krijgt een kerstcadeau (huisgenoot – ongevraagd – krijgen).
• Je neemt een goodiebag aan bij de film (jijzelf – ongevraagd – aannemen).

Als je je dit bedenkt, gaat het hard. Want pas je niet op, dan heb je voor je het weet een huis vol spullen. Realiseer je ook dat jouw spullen niet in één dag zijn binnengekomen. Het is een optelsom van alle voorgaande jaren. Het aantal spullen dat in een dag binnenkomt, is niet zo groot. Maar als er dag in dag uit en jaar in jaar uit, spullen binnenkomen, dan zijn het er ineens wél veel. Helemaal als in de tussentijd weinig spullen je huis verlaten.

Steeds groter wonen

Ook de grootte van je huis heeft invloed op jouw hoeveelheid spullen. Want hoe groter je huis, hoe meer spullen je verzamelt. Je hebt het vast wel eens meegemaakt: je bent net verhuisd naar een groter huis en het huis lijkt eerst nog best leeg. Maar voor je het weet staat je huis helemaal vol! Ga je groter wonen, dan ben je geneigd om meer spullen te verzamelen én ben je minder geneigd om spullen weg te doen.

Andersom werkt het ook: woon je klein, dan zorg je er bewuster voor dat je minder spullen hebt. Zo woonde ik een paar jaar in een klein appartement in Amsterdam. Mijn ingebouwde kledingkast was maar een meter breed. Ik kon simpelweg niet veel kleding hebben, want daar was geen ruimte voor. Dat betekende dat ik met enige regelmaat mijn kledingkast doornam om kleding weg te doen. Zo ontstond er ruimte om af en toe iets nieuws aan te schaffen. Mijn hoeveelheid kleding bleef op deze manier al die jaren ongeveer gelijk.

De les om hieruit te trekken? Probeer een (groot) huis niet op te vullen. Het is oké als er leegte ruimtes zijn in een plank, kast, lade, muur of leefruimte. Dat geeft rust en ruimte, zowel fysiek als mentaal. En het zorgt dat de spullen die er wel staan of hangen, prominenter in beeld komen.

Maak een instroomlijst

Benieuwd hoe het in jouw huishouden zit met de spullen die binnenkomen? Houd dan eens een week lang een lijstje bij van de spullen die binnenkomen. Maak vier kolommen: wat, wie, hoe, wanneer. Dat geeft inzicht in wie de spullen binnenhalen (jijzelf, je partner, kinderen), hoe ze binnenkomen (gekocht, gekregen, meegenomen, aangenomen) en om welk type spullen het gaat. De lijst geeft een persoonlijk antwoord op de vraag: hoe kom ik aan zoveel spullen? Na een week bepaal je welke eerste stap je kan zetten om jouw instroom te verminderen. Een nee-nee-sticker op de deur? Je post digitaliseren? Een tijdje geen kleding kopen? Geen gratis flyers, tijdschriften en proefmonstertjes meer aannemen?

Richt jij je vooral op het wegdoen van overbodige spullen? Of zorg je er (ook) voor dat er minder binnenkomt?